Wat moet je met je schilderstalent als ambacht niet meer bestaat ?
Werken zoals de nieuwste lichting Vlaamse fijnschilders à la Tuymans, vaalbleek om de transparantie van een onderliggend, flinterdun idee of het gebrek aan begeestering nog eens extra te benadrukken ?
Zijn kunstenaars vandaag minder avontuurlijk dan vroeger?
Er moet een misverstand bestaan over wat in de artistieke expressie nu echt van waarde is: het avontuur, met kans op schipbreuk, of het steeds reuklozer resultaat dat zich uiteindelijk camoufleert als 'goede smaak'.
Schilderen op doek is zoniet een fossiel dan toch een hoogbejaard medium.
De portret- of landschapschilder van weleer is niet meer. Nu heeft elk dorp zijn fotograaf. En wat het idyllische landschap betreft, dat is intussen zo goed als verdwenen.
Natuurlijk heb je niet enkel ambachtelijke (middel)maat nodig om je als kunstenaar te profileren. Maar het helpt.
Pas in het licht van het alledaagse, tekenen de contouren van het bijzondere zich af. Zoniet is alles even waardevol, dus even waardeloos.
Heel wat schilders teren op een grijs dieet van troebel water; verf en kleur spijzen niet langer hun fantasie of geest.
Dat geldt echter niet voor Willy Van Eeckhout, die zich nu al jaren halsstarrig vastbijt in het schilderen als zingevende act.
Sterker nog: Van Eeckhout lijkt wel verslaafd aan het schilderen.
Onbuigzaam, tegen beter weten in, zweert hij samen tegen elke vorm van picturale anorexia of mediocriteit. Als een bezetene gaat hij tekeer tegen zielloze kunstexegeten of betweterige trendsetters. En wonderwel overleeft hij in die zee van onverschilligheid.
Van Eeckhout schildert voluit, met zijn hele lijf, vanuit de buik. Tegelijk gaat hij met hart en ziel een gevecht aan met de afwezigheid van norm.
Niet zonder moeite, maar zichtbaar met vreugde baant hij zich al schilderend een weg door artistiek braakland.
Van Eeckhout beschouwt de witte ruimte tussen het spieraam als een noodzakelijke engel, een spook dat hij met volle overgave bestrijdt. Met barokke gedrevenheid gaat hij deze geestverschijning te lijf. Zo spant hij een boog tussen materie en hemelse visioenen, tastbare massa en inspiratie. Schilderen lijkt voor hem wel een daad van bezwering, tot kleur en vorm volledig in elkaar opgaan.
Na een ritueel van action painting verschijnt mettertijd een chaotisch monster.
Een oerbeest vol levensdrift en verlangen.
En aan het eind doemt de engel weer op, maar dit keer voor de ogen van iedereen.
Het beeld dat op het netvlies beklijft, is abstract én concreet tegelijk: vurig, aards, vloeibaar, luchtig...
Schilderen is voor Van Eeckhout een groots gebaar. Ook letterlijk, wat vooral blijkt uit sommige van zijn kolossale doeken. Het formaat heeft bij hem duidelijk een emotioneel impact.
De pasteuze verfmassa die in verschillende fasen is aangebracht, is de kristallisatie van innerlijke onrust en lijfelijke beweging.
De kleurvelden ademen passioneel, in extremis. Zijn ze gevat in een paradoxaal spel waar toeval en noodzaak elkaar raken? Wat op het eerste gezicht rauw en onbehouwen lijkt, blijkt in wezen te baden in een meerstemmig ritme vol leven.
Soms straalt het geheel zelfs tederheid uit. Alsof elk beeld enkel kàn zijn zoals het is. Eenvoudig en gaaf, volmaakt zoals het genie dat improviseert.
Een confrontatie met het werk van Van Eeckhout laat je niet onberoerd. Het is een openbaring op het drijfhout van de verbeelding.
Soms creëert hij zoiets als een nachtelijke zon. Een warm geel dat heimlich wordt, de antipode van de eindeloze blauwe verte, mannelijk en koud. Hoe zwoel, vrouwelijk is dit diepe geel dat het opake zwart van de angst verdrijft en de blauwe ijlte verbindt met de rode volheid van al wat leeft!
Bij Van Eeckhout staat rood inderdaad voor het gewicht van de materie. Zijn rood is als geronnen bloed, een meerzinnige moederkoek, de kwetsbare kleur van het leven.
Niets verandert, als het enkel verandert van zijn; iets verandert pas, als het ook verandert van vorm. Misschien is 'wassen' hier nog het meest adequate woord. Wassen zoals het wassen van de maan.
Vooral wanneer van Eeckhout 'vergeten' papier - zoals doodsbrieven, partituren, juridische documenten, krantenknipsels, liefdesbrieven, affiches, oude overheidsformulieren, gedichten - herbruikt als drager voor zijn eigenzinnige composities, wist hij uit om aan te vullen en omgekeerd.
In deze collages bedekt hij, opdat opnieuw zichtbaar zou worden wat anders voorgoed verborgen zou blijven. Hij schraapt, voegt toe, ontvreemdt, bekleedt, verleidt het oog laag op laag.
Aan de oever van de droom zit een tijger, geel-zwart gestreept zoals zo vaak in Van Eeckhouts emotioneel geladen oeuvre.
Wie verslindt wie ? Het doek of de toeschouwer ?
Of verslindt de schilder allebei?
Joris Capenberghs